De broeken van de IJzer
En als je dan straks meegeweest bent, op tocht langs de IJzer, dan begrijp je onderstaande tekst helemaal!
Ze is afgeleid van 'De broeken van de IJzer- en Handzamevallei', onder redactie van Arnout Zwaenepoel & Floris Verhaeghe; Brussel, Inverde 2011
“H. Joseph, byzonder patroon
tegen overstrooming en langdeurigen regen,
bid voor ons”
De IJzer misdroeg zich vanaf november 2013,
leek te weinig te hebben aan
de broeken die ze deelt met ons.
Aan één kant maar bedijkt.
Aan de oostkant
tussen Roesbrugge en Diksmuide
overstromend en bevloeiend.
Een, twee, drie keer per winter.
“Als het broek op Allerheiligen onderloopt,
dan zal het drie keer onderlopen.”
De broeken van de rivier, van iedere rivier,
het land tussen de dijken
de uiterwaarden zoals wij zeggen.
Buitendijks, iedere keer weer denken,
is het toch niet binnendijks.
Binnen, tussen de dijken, even logisch.
De rivier gedroeg zich anders
als een rivier die teveel water krijgt
en zoekt naar ruimte. Dat is een rivier.
Maar bij de IJzer klink alles anders.
Zwaenepoel verdiept zich
- anders dan Casper Jansen die
de leestekens van het landschap
hier beschrijft, wekelijks in de Volkskrant -
het landschap van die rivier.
Het lijkt nog één grote vloeiweide
met termen, in willekeurige volgorde, als
geleed, koegracht, vaartje, laantje,
trekgracht en beek.
Vaartjes worden geschoond, een keer per jaar,
gereid en gedolven.
Met gemene weiden, de open broukagie.
Koeien hebben hun eigen wedding.
Het hooi werd op de venditie verpacht.
Jaarlijks en per gemet.
Het wordt aangemaaid of afgemaaid.
Dat je die woorden begrijpt,
betekent niet dat je ’t kunt.
Het hooi wordt veropperd en tot paters gemaakt.
daarna in een vumme gezet
of gelijk naar de dilt gebracht.
Tot de toemaat toe.
Plakheggen worden gelegd,
met wissen vastgezet.
twijgen van de katwilg, de wiedauw.
Wiedauwwissen, een mooier woord is er niet.
En dan nog de jacht, de planten,
het peuren en doppen;
op jacht in de aanzitput
of in een schute.
We gaan het allemaal zien. Of iets ervan.
Gerard Hendrix