Streekontwikkeling, transitie en burgerparticipatie

een overzicht van bevindingen na drie bijeenkomsten


20 mei 2025



De agrarische sector zoals die zich heeft ontwikkeld in de periode na 1950-60 is niet langer houdbaar. De fysieke en maatschappelijke draagkracht van een streek - ook de IJsselvallei – kan het niet langer aan. Er stoppen bedrijven, er zijn bedrijven in transitie naar een ander bedrijfsmodel. en dat in een tijd waarin het beleid het niet op orde heeft. 


Voor die nieuwe ontwikkeling zoeken we alternatieven. Een grotere betrokkenheid van boeren en burgers op elkaar. Het delen van middelen en verantwoordelijkheden.


Als we het hebben over streekontwikkeling die gebaseerd zou kunnen zijn op een grotere en groeiende betrokkenheid van boeren en burgers op elkaar – het doel van deze fase van de IJssel Anders – dan bestuderen we twee aspecten: 

  • hoe gaan we om met de grond, de bodem, de basis waarop landbouw is gebaseerd
  • wat kunnen we leren van eerdere bedrijfssystemen die meer gebaseerd waren op een in alle opzichten gemengd systeem. 

Beide komen aan de orde in Streekontwikkeling Anders. 


We streven naar een landbouw waarin autonome boeren in een autonoom landschap opereren. 

Autonoom wil zeggen dat ze zoveel mogelijk beschikken over eigen hulpmiddelen, grond, machines en zo weinig mogelijk afhankelijk zijn van externe technische en financiële bronnen. 

En het landschap is autonoom, in twee betekenissen: het betaalt zichzelf (dat wil zeggen instandhouding is niet afhankelijk van externe en voortdurende financiering = subsidies en het bestaat op zichzelf, het is van zichzelf, wij mogen gepast gebruik maken van dat autonome landschap.  


Van der Ploeg gebruikt de term boerenlandbouw, itt tot ondernemerslandbouw. De boerenlandbouw is: autonoom, duurzaam en emancipatoir, dwz het resultaat van een vooruitgang en ontwikkeling die het systeem krachtiger maakt, zich laat ontwikkelen. 

Ondernemerslandbouw daarentegen kent 

  • systeemverwevenheid (het systeem is het geheel van bedrijven en diensten die tot steeds grotere afhankelijkheid leiden); 
  • extractie, te vertalen als roofbouw, uitbuiting van grond en goed dat weer door extra technologie gecompenseerd kan worden; denk aan GMO, precisielandbouw, kunstmest etc  etc
  • expansie met gebruikmaking van de al genoemde roofbouw. 


Een van de frames van dit moment is voedselzekerheid. Door het beperken van de ondernemingslandbouw loopt de voedselvoorziening gevaar. Denk aan de effecten van oorlogen (Oekraïne) en – wrang genoeg - zelf veroorzaakte epidemieën en zoönoses. 

Die zorg is, als we uitgaan van het systeem dat we nu kennen, tot op zekere hoogte terecht maar alleen omdat de oplossing die wordt voorgesteld juist het probleem is: we lopen steeds meer vast. We moeten op zoek naar vormen van landbouw met kortere lijnen, met meer respect voor de omgeving etc. 


Er komen gelukkig steeds meer alternatieven voor de gangbare ondernemerslandbouw. Denk aan Herenboeren, Land van Ons, Aardpeer, Lenteland, de burgerboerderij, het pergolasysteem, de Nieuwe Meente, etc etc. 

We kunnen ook veel breder kijken, naar initiatieven waarin boeren en burgers elkaar vinden: de Syrische kaasmakerij op de boerderij van EJA, de groentepakketten, zorgboeren (inkomen via rugzakken en arbeid), buurttuin, het landgoed. Of in andere sectoren: buurtzorg, de coöperatieve winkel in Lettele, etc


Kenmerken van deze andere vormen van agrarische bedrijven

  • het gaat vaak om zij-instromers
  • ze zoeken naar korte ketens
  • ze zoeken meestal naar alternatieve vormen van arbeid, financiering, bedrijfsvoering in het algemeen
  • ze werken ‘integraler, holistischer. 
  • ze stappen in een ‘markt’ die vooral bestaat bij de gratie van hoge grondprijzen, geprivilegieerde posities, politieke ondersteuning (BBB ea) 
  • ze worden door de anderen nog steeds als ‘vreemd’ en vreemden beschouwd. 
  • maken vaker gebruik van burgerparticipatie.


Nu is de burger voor de meeste, zeker gangbare bedrijven alleen een consument die zich bovendien onvoldoende realiseert dat het voedsel (te) goedkoop is. 

Maar een burger, buurtbewoner, heeft misschien ook behoefte een 

  • een aantrekkelijk landschap, koeien in de wei
  • een stukje grond
  • rust, ruimte
  • elkaar ontmoeten, contact, kennis 
  • verantwoordelijkheid, verantwoording over en weer

en wil er misschien ook wel voor betalen 


De promotie vanuit de landbouw is dik in orde. Het bedrijf, de bedrijfstak wordt kundig vermarkt en verkocht. Dat gaat alleen van de boer uit. Wat de burger zou willen en/of kunnen betekenen is niet aan de orde. 


Burgerparticipatie begint bij het begin: contact, uitwisselen. Het moet van twee kanten komen en dan moet het gaan om een proces van contact – uitwisselen/luisteren – afspraken maken – samen verantwoordelijk. 

Het begin bij contact. Burgerparticipatie werkt vaak alleen als de afstand kort is; je moet elkaar kennen en iets gunnen; 


Als we het hebben over transitie dan biedt een landgoedformule, ook voor burgerparticipatie soms mogelijkheden.

  • meer functies toestaan/ontwikkelen: agrarisch maar ook wonen, leisure, landschap
  • toegankelijkheid 
  • denken en doen in termen van een nieuw landschap
  • landgoed status. 


Transitie kost tijd. De makke is dat het beleid en haar uitvoering boeren en anderen dwingt om snel tot besluiten te komen. Het gaat echter om meer dan technische, inrichtingszaken: er is vaak ook sprake van emotie, afscheid nemen. 

Neem de tijd en de denkruimte.