Inleiding Gert Jan Jansen
Streekgesprek op 31 januari 2025
Burgerparticipatie als bedrijfsmodel
Kwekerij De Ziele in Twello
Gert Jan werd in 1952 geboren op één van de grootste en modernste tuinderijen van Oost Nederland. Al voor de oorlog had kwekerij de Ziele meer dan een halve hectare glasopstanden, een grote boomgaard en groentekwekerij, een motorspuit en andere machines. En geen paarden voor transport maar een vrachtwagen, later vervangen door een trekker. Op het bedrijf kwamen geregeld excursies langs van de toenmalige landbouwhogeschool uit Wageningen, de vakbladen en allerlei andere organisaties.
Het bedrijf werd in 1960 gesplitst. Eén broer nam de meeste kassen over en de andere broer, Gert Jans vader, de meeste koude grond, het fruit en een kleinere kas. Henk, zoals de vader heette, wilde daar zijn ideaal van een bedrijf vestigen: kleinschalig en met veel verschillende groentegewassen. Hij had een hekel aan monocultures en te veel kunstmest en volgde in die benadering de toenmalige landbouwconsulent uit Zutphen, dhr. Cleveringa die al voor de oorlog had gewaarschuwd tegen te zware kunstmest- en met name te hoge stikstofgiften. Op Henks bedrijf was daarom altijd een grote hoeveelheid stalmest, kippenmest en later ook champignonmest aanwezig. Twee laatste bomen van een bongerd liet hij staan omdat “anders het landschap wel erg kaal wordt”. Ook spuiten met chemische middelen stond hem tegen maar hij zag zo geen alternatief. Nadat de kinderen hem Rachel Carson’s Dode Lente hadden laten lezen, erkende hij de situatie maar riep tezelfdertijd vertwijfeld uit “Wat moet ik dan?!”
Rachel Carson. Dode Lente, 1963. Vertaling van Silent Spring, 1962. Het boek beschrijft de sterfte aan roofvogels in de VS als gevolg van het overmatig gebruik van bestrijdingsmiddelen en wordt algemeen gezien als de aftrap voor de moderne mondiale milieubeweging,
Henks devies “kwaliteit betaalt altijd’ werd langzamerhand onderuit gehaald door de ontwikkelingen in de markt, de schaalvergroting elders en het steeds meer concentreren op een beperkt aantal gewassen per bedrijf. Zijn bedrijfsmodel leed letterlijk schipbreuk. Zijn mindset legde het af tegen de maatschappelijke en markt ontwikkeling. Die mindset was gevormd in zijn vroegste jeugd op het 2 ha grote groenten- en fruitbedrijf van zijn vader dat de producten verkocht op de Deventer markt. En ook het overheidsbeleid o.a. van af 1886 vormgegeven door de Staatscommissies voor de Landbouw hebben tientallen jaren het kleinbedrijf verdedigd als de ruggengraat van de plattelandseconomie. Nog in 1937 adviseerde de ‘Staatscommissie inzake het Kleine Boeren vraagstuk’:
- Het verlagen van de pachtprijzen met 25%
- Het verhogen van de prijzen van landbouwproducten
- Het vervangen van dure import door eigen productie van o.a. veevoer
- Het steunen van boeren in de rationalisatie van hun bedrijf door voorlichting en begeleiding.
- Het verlenen van inkomenssteun. Als laatste punt. Alles was er op gericht het bedrijf als zodanig in stand te houden.
Pas in 1954 sloeg het tij om met een nota van het Landbouw Economisch Instituut waarin voor het eerst werd gepleit voor sanering i.p.v. steun. Het latere Plan Mansholt bracht deze benadering in praktijk. Heel gek was het dus niet dat Henks bedrijfsideaal lang kon blijven bestaan. Maar hij verloor het er wel mee. Hij stond alleen in zijn intuitie en benadering. Er was in 1965 nog geen biologische agrarische beweging, die zou pas in de zeventiger jaren schoorvoetend zijn weg vinden. De al wel bestaande biologisch dynamische landbouw stond te ver van hem af. Henk raakte langzamerhand de grip op zijn bedrijf kwijt en raakte ook lichamelijk en geestelijk in de problemen. Hij overleed op 66 jarige leeftijd.
Dit gebeuren, dit drama, vormt de basis voor het theaterstuk ‘De Kas Kraakt’ dat deIjsselanders.nl dit jaar produceert. Het verhaal van de verliezers, zoals 90% van de boeren en tuinders na de Tweede Wereldoorlog verliezers waren.
Hof van Twello
Toen Gert Jan in 2003 vervolgens de kans kreeg een nieuw bedrijf op te zetten formuleerde hij voor zichzelf een paar doelstellingen. Hij wilde, om andere redenen, in feite bewijzen dat de waarden van zijn vader wel degelijk waardevol waren:
- Kleinschalige teelten in een mooi landschap
- Ingebed in de lokale economie, verkoop zo veel mogelijk direct aan de consument
- Gezond geproduceerd (steeds meer ecologisch zonder lid van de SKAL te zijn).
- Verkoopprijzen niet hoger dan voor gangbare producten. Albert Heijn fungeerde hierbij als benchmark. Met dit punt raakte hij het grootste taboe in de ecologische beweging waar immers altijd gezegd wordt dat het gangbare te goedkoop is en het schone product zijn prijs waard is. Het marktaandeel blijft daardoor echter wel heel laag en de prijzen leiden tot schaamte bij Gert Jan en haalt daarbij uit naar bijvoorbeeld Ekoplaza. Hij wilde dit absoluut anders doen.
Hij kwam er echter al gauw achter dat met alleen de productie van groenten hij niet tot een rendabele bedrijfsvoering zou komen. Hij voegde daarom meerdere activiteiten toe zoals het drastisch uitbreiden van de boerderijwinkel tot streekwinkel met wel 40 regionale toeleveranciers aangevuld met landelijke inkoop. Al gauw groeide de winkel daarmee tot een omzet van meer dan 2,5 ton per jaar. Ook kwam er recreatie bij; dat werd het educatieve Blote Voetenpad dat uiteindelijk meer dan 35.000 betalende bezoekers per jaar zou trekken. In het verlengde hiervan kwam er een horecavoorziening bij waarvoor een Goed Voedsel beleid werd ontwikkeld.
Goed Voedsel voldeed aan alle genoemde eisen met als extra kenmerk ‘dat het geproduceerd moet zijn door mensen die er lol in hebben’. Op Hof van Twello wás die lol er.
Productiefactoren
En toch was Gert Jan niet tevreden. Hoe zit een economisch systeem in elkaar? Hij gebruikte zijn schoolkennis economie voor het beantwoorden van die vraag. Een systeem wordt gedragen door haar productiefactoren: grond, arbeid en kapitaal. Soms wordt een 4e factor benoemd nl. kennis, technologie. Hij bedacht vervolgens dat als je een systeem fundamenteel wilt wijzigingen je dus moet ingrijpen in die productiefactoren waardoor het systeem echt op andere pijlers komt te staan en veranderingen zich niet beperken tot variaties en extrapolaties van het bestaande systeem. Gert Jan dacht dat het met zijn kennis en technologie wel goed zat en ook de factor grond behoefde geen verandering. Stichting Hof van Twello genoot een zogenaamde hoevepacht, de sterkste pacht die er is, vererfbaar zelfs. Bovendien pachtte hij niet als persoon maar als rechtspersoon, nog sterker. Bleven over de factoren arbeid en kapitaal.
Arbeidskosten
Het grote probleem bij kleinschalige productie zijn de arbeidskosten. Klassiek wordt dat probleem opgelost door de inschakeling van familieleden (kinderen!) en, zoals in de biologische sector gebruikelijk, door de inschakeling van vrijwilligers. (Afgezien van onderbetaalde illegalen die elders in de tuinbouw veelvuldig worden ingezet). Ook de opzet van het bedrijf als zorgboerderij met daardoor veel goedkope handjes wordt soms als oplossing toegepast. Gert Jan wilde géén van deze oplossingen: hij wilde een volwaardig bedrijf op basis van rationele verhoudingen. Zo kwam hij op het idee van de Nieuwe Meente.
In de Nieuwe Meente kregen deelnemers gratis grond in gebruik, zoveel als ze wilden en konden bewerken. Ook kregen ze gratis organische mest, compost en 10% korting op zaaizaden, plantgoed en boeken die in de streekwinkel werden verkocht. In ruil beteelden ze 50% van hun grond met producten voor de streekwinkel, het teeltplan daarvoor werd door Gert Jan gemaakt en besproken in de jaarlijkse vergaderingen. De geproduceerde groenten, kruiden en bloemen werden in de streekwinkel verkocht waarbij de deelnemers 50% van de opbrengst kregen. De deelnemers moesten de moestuincursus van Gert Jan volgen waarin ze de beginselen van de gewenste teeltwijze leerden zoals oppervlakte- en najaarscompostering, no tillage (niet spitten), beddencultuur en ecologisch. De samenwerking werd vastgelegd in een overeenkomst en door beide partijen ondertekend. Een win-win. In deze benadering kregen dus ook burgers toegang tot grond, een schaars goed heden ten dage. De moestuincursus incl. praktijklessen kostte € 175,- voor 6 ochtenden, mensen die het niet konden betalen kregen subsidie. Geld was nooit een drempel.
Ook het landschapsonderhoud op de Hof van Twello was als Meente opgezet: mensen onderhielden een deel van de beplanting rond het pad en in ruil mochten ze dat oogsten. Iemand hield zo ook de Middeleeuwse tuin bij, een ander de Romeinse of de Prehistorische tuin, educatieve onderdelen van het Blote Voetenpad.
Al met al bezuinigde Hof van Twello met deze opzet meer dan € 50.000,- op arbeidskosten omdat er geen (parttime) tuinchef nodig was, noch extra betaalde medewerkers voor de teelten en landschapsonderhoud. Gert Jan begeleidde de deelnemers zelf maar dat kostte, door de training en opzet, in feite heel weinig tijd. Een andere bijkomstigheid was dat de prijs voor de op deze manier ecologisch geteelde groenten de prijs van de gangbare bij Albert Heijn inderdaad niet overschreed en daar zelfs vaak onder bleef. Sla bijvoorbeeld was nooit duurder dan €1,- per stuk en in de zomer tussen de € 0,60 en € 0,80. Tot tevredenheid van zowel de klanten in de winkel als de deelnemers die dankzij hun gratis deelname aan de Meente toch aan het eind van het jaar een leuk bedragje overhielden.
Kapitaal
De tweede productiefactor waar kleine bedrijven vaak op vastlopen is kapitaal. Hoewel vaak vermogend door het grondbezit betekent dat voor veel boeren niet automatisch dat er makkelijk aan krediet te komen is. Investeren wordt daardoor maar al te vaak moeilijk. Ook op Hof van Twello was dat het geval. In de jaren na 2010 werd er verlies geleden en geen bank die geld wilde uitlenen. Naast de bezuinigingen middels de Meente was er meer nodig. Daarom startte Gert Jan in 2011 met een Crowd Fund campagne. Een groep klanten had samen met Gert Jan in een bouwteam een investeringsplan gemaakt inclusief tekeningen voor nieuwbouw. Met die investeringen zou het bedrijf tot winst gebracht kunnen worden, zo was de gedachte. In een presentatie voor geïnteresseerde legde Gert Jan zijn plannen uit en vertelde er, met het zweet op zijn rug, gelijk bij dat er in eerste instantie met het op te halen geld ook verliezen gedekt moesten worden. Ondanks deze penibele startpositie namen uiteindelijk meer dan 35 van de 45 aanwezigen deel aan de Crowd Fundng. Ook daarna traden Crowd Funders toe. Uiteindelijk haalde het bedrijf zo meer dan € 650.000,- op.
Na 7 magere jaren kwam het bedrijf dankzij de Meentes en de door de Crowd Funding mogelijk gemaakte investeringen tot een netto winst van 8 tot 10% per jaar op de bruto omzet. Waar zijn vader faalde lukte het Gert Jan wél om zijn doelstellingen waar te maken.
Burgerparticipatie cruciaal
De door Hof van Twello gezochte burgerparticipatie, zowel op het gebied van arbeid als van kapitaal was cruciaal voor het overleven van het bedrijf. Niet alleen werd er bespaard op kosten en konden investeringen worden gerealiseerd, ook de afzet middels de streekwinkel, als in feite ook een vorm van burgerparticipatie, werd er grotendeels door mogelijk gemaakt.
Zie ook Gert Jan Jansen. 2014. Kleinschaligheid als alternatief. Nieuwe Meentes in een nieuwe economie. www.florae.nu
En er was nog een belangrijk resultaat van de burgerparticipatie. Door de besparingen op het landschapsonderhoud middels een meente was dat landschap überhaupt mogelijk! Hoe anders zou het bijgehouden kunnen worden? Nu fungeerde dat zelf gecreëerde landschap bovendien als aantrekkelijke omgeving voor het commerciële Blote Voetenpad. Door dat landschap ook nog eens grotendeels in te vullen met oogstbare heesters, bomen en kruiden kon het bovendien geoogst worden en op die manier bijdragen aan de omzet van het bedrijf middels verwerking en verkoop in de streekwinkel en de horeca. En zo werd ook de slogan van Hof van Twello ingevuld: Gezonde Producten uit een Renderend Landschap.
Hoe ze dat precies deden is te lezen in het Werkboek Renderend Landschap. Gert Jan Jansen en Laurette van Slobbe, Florae 2023. www.florae.nu
Autonome boeren in een Autonoom landschap
Al met al slaagden Gert Jan en zijn partner Laurette van Slobbe er in zich door burgerparticipatie te ontworstelen aan de maar al te vaak knellende banden en regelgeving van banken en overheid. Door een sterk pachtcontract was zelfs de uiteindelijk toch altijd eenzijdige machtsverhouding met de verpachter in evenwicht gebracht. Middels de burgerparticipatie werd een renderend bedrijf opgebouwd en het landschap onderhouden. Doordat het landschap oogstbaar was en als basis diende voor een recreatieve beleving was het niet afhankelijk van subsidies. Ook het landschap was renderend en autonoom geworden.
Gert Jan en zijn partner stonden in tegenstelling tot de vader van Gert Jan niet alleen in hun zoektocht. Om hen heen zijn tal van bedrijven en initiatieven gaande die eveneens vormen van burgerparticipatie aanwenden voor hun groei en overleving. Heerenboeren, Land van Ons, Lenteland, Aardpeer, veel Toekomstboeren ook, het zijn maar een paar van de vele voorbeelden. Ieder op zijn eigen manier. Kenmerkend aan deze bedrijven is dat ze vaak geleid worden door ‘zij-instromers’, geen boeren of tuinders van huis uit. Net zoals de biologische landbouw in de zeventigerjaren veelal werd vormgegeven door wat Gert Jan ‘domineeskinderen’ noemde: hooggestemde idealen maar (nog) weinig vakkennis. Maar net zoals de biologische beweging tot wasdom kwam zal dat ongetwijfeld ook met de huidige nieuwe bedrijfsvormen gaan gebeuren en hopelijk ook als voorbeeld kunnen gaan dienen voor veel bestaande bedrijven. Hij spreekt de hoop uit dat deze nieuwe bedrijven niet net als veel biologische in de valkuil van de markt c.q. schaalvergroting, kapitaalintensivering en te dure marketing vallen. “Laten we hopen dat ze de rol van de productiefactoren goed begrijpen en er op de juiste manier mee weten te blijven omgaan”.
De Periode van Eenvoudige Warenproductie
Hof van Twello creëerde met haar meentes en streekgerichte aanpak een situatie die sterk doet denken aan een periode in de geschiedenis die bekend staat als ‘de periode van eenvoudige warenproductie’ in de late middeleeuwen. De laatste echt vóórkapitalistische periode. Net als nu stond toen de markt al centraal voor het verkopen en verkrijgen van goederen. Die economie was toen nog grotendeels lokaal en regionaal ingericht (alleen luxe goederen kwamen van ver) zoals nu ook met de moderne meentes en met de streekwinkels wordt nagestreefd. Geld speelde toen nog een veel minder prominente rol. Er werd nog veel geruild, net als in de moderne Meentes waar o.a. arbeid tegen grondgebruik wordt geruild. Wat kun je nog allemaal méér ruilen? Hoe kun je nu de geldeconomie terugdringen ten gunste van een lokale gemeenschap die steeds meer in haar eigen behoefte kan voorzien? Het zou boeiend zijn als er als uitwerking van dit symposium over deze vragen een studiegroep zou ontstaan.
gjj040225