Gevonden voorwerpen

Objet trouvé

Het orgel in Wijhe

 

In 1817 vond  op het eiland Saporoea in Ons Indië een tragedie waarbij de Residentenfamilie van den Bergh werd uitgemoord. Alleen de jongste zoon Jean Lubbert overleefde de opstand. De grootvader van Jean Lubbert, Johan Lubbert Umbgrove, schonk uit dankbaarheid voor de redding van zijn kleinzoon een orgel aan de Nicolaaskerk in Wijhe. 
 Bij de plechtige overdracht van het orgel in 1821 zou de burgemeester, de heer Gilles Schouten, de volgende woorden gesproken kunnen hebben.
Het kan maar zo een scène uit een film zijn. :-)  


 

“Hoogedelgestrenge Heer Umbgrove, Overige leden der Staaten van Overijssel, hooggeborenen hier aanwezig, kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, leden der adelijke en edele families, allen aanwezig.
 

Hoe vereerd voel ik mij, nu ik in die Huis van God als burgemeester van deze kleine commune mag spreken. Ik voel daarbij  de zegen van het Goddelijke gezag en ik hoop en verwacht dat die me de woorden laat gebruiken die recht doen aan de overtuigingen van ieder hier aanwezig. 


Wat een vreugdevolle gebeurtenis valt ons thans ten deel. Nu wij in het huis van de Heere getuige mogen zijn van deze zo feestelijke bijeenkomst. Dat, terwijl we allen weten hoezeer de aanleiding immens triest is. Hoe, in ons Indië, enkele lokale heethoofden – ongetwijfeld nog gehoorzaam, godvruchtig en volgzaam aan U de Hoogste -, opgejut werden door kwaadaardige sujetten. Ze meenden de wapens te moeten oppakken tegen het legitieme gezag. Zo werd op Saporoea, wreed en onbarmhartig, een hele familie van rechtschapen en godvrezende landgenoten vermoord. De schurken zijn de rechtvaardige straf niet ontgaan. 


Want het was geen revolutie zoals wij die twee decennia geleden meemaakten, waarvan we hier gewag doen, maar een revolte tegen het humane en door God gezegende gezag. 


Maar één iemand wist te ontkomen aan de wreedheid van enkele jaren terug en is nu – de Here heeft het in zijn oneindige wijsheid zo beschikt – in ons midden. Welk een blijheid en vreugde ons dat schenkt. 


En zo dadelijk krijgt deze kerkelijke gemeente, als dank, als oneindige dank, een bijna hemels geschenk. De klanken stijgen straks ten hemel, door de orgelpijpen, tientallen, hoger en hoger tot den hemel zelve. Moge al deze zuivere klanken die onze gebeden verzellen, u barmhartig stemmen. Moge iets van de wijsheid en de eeuwigheid in onze hoofden nederdalen. 


Wij hebben het nodig. Wij ontberen thans de zekerheid der geschiedenis. De tijden zijn zwaar. Het werelds gezag is nieuw gevormd, de autoriteiten van weleer zijn niet meer. Revenuen zijn anders verdeeld: het volk lijdt terwijl het even de nieuwe tijden proefde. Er komen nieuwe welgestelden, elk met een eigen missie. Dat alles welwillend gadegeslagen door de Allerhoogste. Voor het werelds gezag lijkt deze verandering nauwelijks meer grijpbaar, ik zou haast zeggen, niet meer begrijpbaar. 


U, hoogedelgestrenge heer Umbgrove, bestuurde als een wijs man. Het door God gegeven gezag voerde u uit in een maatschappij die – vergeef me dat ik de wrede gebeurtenissen in Indië daarbij ook betrek – u als opperkoopman toestond het gezag van resident uit te oefenen. Wellicht ware het omgekeerd. Hier ten lande is de stand der adel veel van haar capacité de gain kwijtgeraakt en leven we als bestuurders en verantwoordelijken in een precaire, welhaast beklagenswaardig nooddruftige situatie. 


Maar wij klagen niet, sterker nog wel er van overtuigd dat we samen met iedereen het tij kunnen keren. Het Sallandsche nabuurschap is daarbij een waardevolle kwaliteit die we kunnen koesteren. 


Ik moet denken aan de woorden die de dominee zojuist sprak, toen hij ons in zijn huis verwelkomde: Zelfs in de bitteren beker van ons lijden mengde Gij het zoet. 


De eerste klanken van het orgel moeten die boodschap ten hemel zenden: dit orgel is een geschenk afkomstig uit overvloed en blijdschap. Het getuigt tevens van een zorg om deze nieuwe tijd. 


Ik heb gesproken.”


Gilles Schouten (Gerard Hendrix)