Gevonden Voorwerpen

Knelband


Een zogenaamde knieknelband, te vergelijken met een patellabandages voor het kniegewricht, zoals we die nu kennen. 
 Op de foto lijkt het of het artefact van ijzer is maar dat is niet het geval. Het materiaal is dik tuigleer. Alleen de sluiting aan de linkerkant is van metaal, bijna onzichtbaar aan de leren band gemaakt. De knelband is gevonden in een oude dierenartsenpraktijk in Heerde en is thans in bezit van het Zuivelmuseum in Wapenveld. 

 

Vanaf 1930 werd werd aangenomen dat een kreupel mens of dier geholpen kon worden door de cartilago te immobiliseren. Dat gebeurde door een knelband aan te brengen over de mediale banden ter hoogte van de fibula. Men wist toen al dat recidiverende patellaluxaties op termijn konden leiden tot kraakbeenletsels in het patellofemorale gewricht en indien onbehandeld zelfs gevorderd kraakbeenlijden of artrose thv het kniegewricht veroorzaken. 

 

Deze behandelvorm in de osteologie is een uiterst precaire aangelegenheid aangezien het kan ressorteren in verlamming op de langere termijn. Het aanbrengen van de band en met name de nazorg – denk aan slijtplekken, doorbloeding, vruchtbaarheid – blijkbaar had de band invloed op de productie van sperizoën – moest nauwgezet gebeuren. 

 

In Heerde was een dokter Mekelenkamp gespecialiseerd in deze vorm van geneeskunde, zeg maar de voorloper van de osteoendrinometrie. Chiel Hansen was zelf minder mobiel door een partiële verlamming opgelopen in zijn jonge jaren. Het stelde hem in staat om aan den lijve de werking van spieren, gewrichten en vooral botten te ervaren en met behandelingen te experimenteren. 

Het verhaal gaat hoe hij al jong een eigen snijzaal had ingericht – zijn vader was onderwijzer. Zo kon hij zich verdiepen in de fysiologie van de gewrichten mn de knie en armgewrichten. Met slagers in de familie was het mogelijk om voldoende, vers studiemateriaal te krijgen. 

 

In 1932 vestigde Mekelenkamp zich als arts in ‘de osteopatie van mensen en dieren’, een in die tijd betrekkelijk ongebruikelijke combinatie. De behandelruimtes waren uiteraard strikt van elkaar gescheiden. Omdat hij zo kundig was op zijn vakgebied hadden mensen geen probleem met de ongebruikelijke combinatie. Vergelijk de flebologiekliniek in Terwolde, van der Molen, een gewone dokter die allang dat beroep ontstegen was. 

Bovendien had Mekelenkamp een goede naam in kerkelijke kringen doordat hij voor de jaarlijkse dank-dagen financiële ondersteuning bood, die sponsorde. 

 

In Mekelenkamp & Hansen (1938) wordt de behandeling met de knelband uitgebreid beschreven. Hoewel de materialen uit die tijd en de protocollen zijn aangepast, is het nog steeds een bruikbaar handboek, dat zelfs nog geraadpleegd wordt.


Gerard Hendrix