Gevonden voorwerpen 

De Gleuver

Meestal uitgesproken als gloiver. Is ook bekend als geleuver en gluver. 

 Dit is een gleufblok, onderdeel van het spel 'gleuver'. Het voorwerp is een zogenaamde driegleuver.
Het blokje is gevonden in een huis in Kampen. Het is onderdeel van een spel dat populair was in de jaren negentig van de 19e E. Het werd vooral gespeeld in huiselijke kringen en heeft zich nauwelijks buiten de omgeving van Kampen verspreid.
Dit blokje is waarschijnlijk van rond 1915, omdat het heel glad is geschuurd. De kleur is wel erg ruw aangebracht, iets wat meer hoort bij de houten uitvoering van eind 19e eeuw. 


Het spel, de spelregels 

 

Bij gleuven komt het niet zozeer aan op behendigheid maar op geluk. De regels van het spel zijn misschien daarom vrij complex. 

 

Het doel van het spel is dat een speler de gleufblokjes van 1 tot 5, in die volgorde, op de eigen pin – de zogenaamde gleufpin – zet en dat alle blokjes aan de voorkant of zwart of wit zijn. 

 

Het spel bestaat uit tien blokjes waarin 5 aan 5 1 , 2, 3, 4, 5, gleuven zijn aangebracht. Ieder blokje heeft een donkere (meestal zwart) en lichtere kant (meestal wit). Er zijn dus twee eengleuvers, twee tweegleuvers etc. 

Verder zijn er twee pinnen, gleufpinnen en twee dobbelstenen, geheel verschillend van elkaar. 

 

Het spel wordt door twee personen gespeeld die om beurten twee dobbelstenen werpen. 

De eerste dobbelsteen bepaalt het punt 1 tot 5. De tweede heeft een andere functie. 

 

Dobbelsteen 1 heeft ogen. Dat geeft 1 – 5 punten. Er zijn twee vlakken die 1 oog hebben. Dus de vlakken zijn  1, 1, 2, 3, 4, 5 

Dobbelsteen twee heeft de vlakken 1, 2, 3, 4, 5, dus met 1, 2, 3, 4, 5 ogen, en een vlak met een ster. Het vlak met de ster noemen we de extragleuver. 

De tweede dobbelsteen heeft ook kleuren. Want die bepaalt de kleur die de blokjes op de pin uiteindelijk moet hebben en waar de speler dus mee begint. 

De ogen van de dobbelsteen zijn wit dan wel zwart. Op deze wijze: 1 is wit, 2 is zwart, drie is wit, etc.. De extragleuver is dus zwart. 

 

Gooit een speler met dobbelsteen 2 de extragleuver dan mag het punt, gescoord met de eerste dobbelsteen worden verhoogd met 1 punt  als dat de speler goed uitkomt. Als met de tweede dobbelsteen een 5 wordt geworpen móet het punt worden verhoogd. Dat wordt dan 6 en dat punt bestaat niet dus de beurt levert geen punt op. 

 

Men kan de andere speler ook dwarszitten, een zogenaamde dwarsgleuf. Dat gebeurt als een speler (A) hetzelfde aantal ogen gooit als de ander voor hem/haar (B). Dan mag speler zijn  eigen kleur bij de volgende worp met de tweede dobbelsteen aanpassen of de kleur van de tegenstander (B) bepalen. 

 
De speler die het eerst de pin in de juiste volgorde en de juiste kleur heeft gestapeld heeft gewonnen en mag bij een volgend spel een blokje in een afwijkende kleur op de pin zetten (en daarmee nog winnen). 

 

Om het draaien van blokjes moeilijk te maken – want een blokje dat eenmaal staat, staat - zijn de blokjes aan de onderkant met een plaklaag voorzien. Die wordt voor het spel begint aangebracht. (NB die bestond vroeger uit een gekookte aardappel; later kwam er ander, beter plakmateriaal)  

 

Uitvoeringen 

 

De eerst gleuvers werden van hout gemaakt.. Dat gebeurde door een handige houtbewerker. Later kwamen er ook porseleinen blokjes in omloop. 

Er is zelfs even een gleuverfabriekje  in IJsselmuiden geweest. Dat is daarna isolatoren en geleiders gaan maken. 

 

Er zijn heel fraaie uitvoeringen van het spel bekend waarbij de gleuven en de kleur geheel symmetrisch zijn aangebracht. Als men de blokjes op de pin heeft staan en in de juiste volgorde dan leverde dat een fraai beeld. 

Bekend zijn exemplaren waarbij als een soort eindblokje bovenop de pin een klein knopje of beeldje stond. Dat beeldje kon elke vorm hebben. 

Vreemd genoeg heeft het  Smithsonian in Washington een volledige gleuver – in het Engels een groover – in de permanente collectie. Er is nu op hoog niveau overleg om het spel naar Nederland te halen. 

 

Achtergrond 

 

Het spel is nooit heel populair geworden en het bleef beperkt tot een klein gebied rondom Kampen.

In “De noaberspelen” (Den Oudsten, 1954, Kok, Kampen) is het spel uitvoerig beschreven. Dat boek geldt als hét handboek voor spelen, zoals abele, wagen- , oorlogs- en bordspelen. 
In het boek staat ook een ethymologische duiding van het woord gleuf, gleufblok. Peter Voeten (1938) beschreef gleuven eerder als een verbastering van geloven. De verklaring daarvoor was een beetje erg simpel. Het zou zo genoemd worden omdat het spel een christelijke oorsprong zou hebben. 

In het boek zegt den Oudsten er zelf over dat het gleuven wel degelijk afgeleid is van de sneden, groeven, inkepingen, kepen die op het blok zijn aangebracht. 



Gerard Hendrix