De IJsselvallei anders. Een toelichting  

Gerard Hendrix


Inleiding 


In 'Het landschap verstaan' past Wim de Haas de verschillende filosofische opvattingen die in 'Zen and the art of motorcycle maintenance' -  het cultboek uit de jaren zestig -,  toe op het landschap. Een veelheid aan  begrippen en opvattingen komt aan de orde: kwaliteit, lagenbenadering, functies, identiteit, het landschap als taal - je moet het landschap kunnen lezen - en tenslotte het Landschap als actant: het Landschap treedt op in het Parlement of Things.

Het boek inspireerde mij en Albert Corporaal om verder te gaan en het Landschap van de IJsselvallei een stem te geven. Heel veel stemmen.
We benaderden mensen die we in de vele jaren IJsselprojecten hebben ontmoet en vroegen hen het landschap van de IJsselvallei te laten spreken. 

Eerst ga ik uitvoeriger in op wat er in het boek 'Het landschap verstaan' staat over de omgang met ruimte en landschap.. 


Mooi en meer

 

De IJssel is de mooiste van de grote rivieren in Nederland. Zo vindt men dat, zo zegt men dat. Je kunt er niet omheen. Als je het vraagt op een stralende dag, zittend aan het water – waar dat mogelijk is – dan is dat het antwoord. Als je dan vraagt om de mooiste plekken aan te geven wat ik een paar keer als onderdeel van projecten heb gedaan dan kom je toch vooral verwijzingen - in tekst of beeld - tegen naar de uiterwaarden, bomen, bloemen, vogels en de luchten (van Voerman). Niets mis mee want dat is allemaal ook mooi. 

 

Als je een gebied, een streek, wilt beschrijven en beoordelen dan is mooi natuurlijk een heel beperkende term. Mooi kan van alles zijn en als je het niet definieert is het voor iedereen iets anders. En ongemerkt kom je dus meestal in de biotische laag terecht. Er zijn er weinigen die de abiotische laag daaronder - de bodem, het water, de lucht – als mooiste benoemen en ook niet de occupatielaag (bebouwing, infrastructuur, energievoorzieningen) die op de beide andere lagen ligt. 

 

De drie lagen samen maken het landschap. Als je die goed hebt beschreven dan heb je dus een beschrijving van het landschap van een gebied. Maar dan doe je het landschap en jezelf tekort. Er is zoveel meer. De lagen -abiotisch, biotisch en occupatie – zijn momentopname. De processen erachter zijn veel interessanter: de afbraak van materiaal, de (klimaat)verandering van het biologische systeem, het telkens veranderende beeld dat mensen van een streek hebben: dan vanuit een periode van overvloed, dan vanuit krapte. Het heeft allemaal invloed. En de invloed die de lagen op elkaar hebben want die overgangen en beïnvloedingen zijn nog interessanter dan de processen binnen een laag. Eigenlijk, als je landschap in lagen beschrijft dan verdwijnt het landschap als geheel.

 

Is de term identiteit dan niet veel bruikbaarder? Want – goed toegepast - hebben we het over een proces en zeker niet over een toestand. Identiteit is niet: zo zijn we en zo blijven we. Want zwartepiet zal zelfs in Staphorst verdwijnen immers ook daar is respect voor mensen met een andere kleur dan wit. Identiteit is fluïde. Wat dat betreft past het uitstekend bij een rivier. 

Ook met Identiteit komen we er niet. Want ook voor identiteit hebben we definities en criteria nodig. 

 

Kwaliteit dan? Een tijd lang is daarvoor de klassieke indeling gebruikt die Vitruvius benoemt als hij het heeft over de eisen waaraan gebouwen moeten voldoen: Utilitas, venustas en firmitas. Een gebouw – lees landschap – moet bruikbaar zijn, moet beleefbaar zijn en ‘stevig’. Iets voldoet als het gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde heeft. Samengevat in de veelvormige term duurzaamheid. Daarmee zou kwaliteit plus-min gelijk zijn aan duurzaamheid.   

 

De Vijfde Nota RO die nooit in werking is gegaan want Nederland was af en Ruimtelijke Ordening op rijksniveau was niet meer nodig, had de driedeling nog niet vizier en formuleerde de uitgangspunten voor ruimtelijke kwaliteit heel, heel breed. En dat net in een tijd waarin men geen behoefte meer had aan al dat theoretische uitwerkingen en beleidsvisies. Het moest simpel en praktisch.* 

 

Blijkbaar hebben we aan ander begrippenkader of een andere manier van redeneren nodig dan mooi, identiteit, kwaliteit en moeten we eerst terug naar het landschap zelf. Want waar hebben we het over? 

 

Het landschap van de IJsselvallei 

 

Ik gebruik daarbij een van de vele indelingen die de Haas is zijn boek** toelicht. Het landschap is een plek, een grens, een machine, een stroom en een beeld. Een romantische indeling die gaat over de aard van het landschap. 

 

Ik pas het toe op de IJsselvallei. 

 

De IJsselvallei is een plek, een geheel van plekken. Door je ergens te vestigen wordt het jouw plek. Door je te vestigen maak je het land tot landschap. De plek begint bij je eigen uitzicht, je kamer, je huis, waarschijnlijk je straat, mogelijk het dorp en de stad waar je woont. Maar de meeste van ons komen niet verder. Een hele IJsselvallei is het geheel van alle plekken. Daarom is de biografie van het landschap – dat is de wording van het landschap in al haar aspecten – iets dat begint bij de kleinste korrel: onverwacht en ongekend. Het grote verhaal van het landschap bestaat bij de gratie van het kleine, de genius loci. De geest van de plek.

Even een uitstapje. Robert Pirsig was docent aan de Universiteit van Boseman. Een bijzonder docent. Hij gaf geen cijfers meer en zocht voortdurend naar betere lesmethodes. In Zen and the art of motorcycle maintenance staat een mooi voorbeeld dat ik van harte aanbeveel om toe te passen. Ik haal de passage aan. 

De IJsselvallei is een grens. 

Meer dan een hek of een muur is een rivier een harde grens. In dit geval zelfs tussen provincies (op een paar gemeenten die de rivier over gaan). Maar dan hebben we het alleen over de rivier zelf. Het landschap dat er door gevormd is een ‘een weefsel van landschappen’ (34). Grenzen werden opgerekt door ontginning, door handel, door godsdienst maar er blijven steeds grenzen. Zeker in de landschappen die door het water zijn gevormd: op de grenzen tussen nat en droog, tussen hoog en laag blijkt een grote rijkdom aan soorten zich te ontwikkelen dan elders. In de Atlas van de IJssel is het allemaal beschreven: want kaarten bestaan bij de gratie van grenzen. 

 

De IJsselvallei is een machine. 

Een machine ware op te vatten als iets dat produceert en daarvoor ontwikkeld, ingeregeld, hersteld etc moet worden. Wij zijn de baas van de machine en kunnen die naar behoeven aanpassen en gebruiken. We zijn of denken ons meester van natuur en landschap. We passen de machines voortdurend aan. Zie de grote boerderijen in de IJsselvallei, de IJsselhoeven, gebouwd in de champagnejaren van de landbouw; de markt voor melk, fruit en graan was rond 1850 oneindig. Maar iedere periode heeft eigen machines nodig die bovendien steeds bepalender worden; het systeem waarvan de machine onderdeel is, maakt het bijna onmogelijk om als mens vrij te bewegen, handelen en zelfs te oordelen. Wegen, sloten, hekken, melkrobots en natuurdoeltypen, het zijn allemaal machines. 

 

De IJsselvallei is een stroom. 

Door de aanwezigheid van de IJssel is het landschap ontstaan. De IJssel zelf stroomt altijd door. Met meer of minder water. Maar er zijn  andere stromen: verkeersstromen, informatiestromen die steeds bepalender en omvangrijker worden. soms hebben ze fysieke vormen, maar steeds meer virtueel. Het vormen netwerken. We leven in vloeibare  tijden (Castells, Bauman), waarin alle netwerken en stromen, fysiek en virtueel, over ons in het landschap heen liggen en heen denderen. 

Het landschap bevriest als het ware de stroom voor even maar wordt er steeds meer door bepaald.  

 

De IJsselvallei is een beeld. 

Men beschrijft een plek die men bezoekt, waar men woont vooral via beelden. Beelden die steeds meer bepaald worden door de ‘nep’-wereld, de wereld van de massa en sociale media. Ook overheden verkopen een landschap via beelden, zelfs via een beeldmerk. Hyperrealiteit heet dat. De mooiste rivier van Nederland, de Veluwe, Sallandse Heuvelrug, de Hanze, ze roepen allemaal beelden op die we meenemen als we de werkelijkheid bekijken. Gewoon kijken en oordelen, ho maar. 

 

Landschapszorg 

 

Of je je door schoonheid, kwaliteit, functionaliteit of wat dan ook laat leiden, uiteindelijk gaat het om de zorg voor het landschap. Als we het landschap beschouwen vanuit de machine-opvatting dan zijn we blijkbaar in staat om alles te doen wat wij wij vinden dat het landschap moet opleveren en hoe het zich zou moeten gedragen. Blijkbaar zijn we daar toch niet zo goed in, getuige de crisissen waar we ons in bevinden. Klimaat, water, landbouw, biodiversiteit. En een even grote crisis doet zich voor in de manier en de instrumenten waarmee we met oplossingen bezig moeten  gaan. 

 

Als we aan het landschap moeten werken dan is dat een proces van meerdere stappen. Iets maken en iets afbreken, weer maken en weer corrigeren, enz enz. Eindeloos reviseren. Kill your darlings, heet het. 
En waar hebben we het dan over? Het beeld, de stroom, de plek? Alleen al over het beeld heeft iedereen een eigen opvatting en zijn er talrijke ingangen: vorm, kleur, klank, gebruik, bescheidenheid/opvallendheid, dichtheid, broosheid, lieflijkheid en zo kun je er nog wat noemen. Het houdt niet op. 

Stel je voor dat je een gebied, een plek, een streek, een buurt zou moeten, mogen maken, inrichten en tot leven brengen. Waar heb je dan niet allemaal mee te maken, hoeveel ingangen zijn er om dat te maken. 

En stel je voor dat je er zou mogen werken als ware het een verhaal, muziekstuk, gedicht of schilderij: schrijven & schilderen en dan doorhalen, weghalen, overschilderen. 

 

In een gebied krijg je daar geen kans voor. Het moet gelijk goed zijn Een dijk ligt er, een boom staat er – hoewel het ons zelden lukt om boom te laten staan tot die oud is en vanzelf doodgaat. Een wijk verandert niet zo maar van karakter. 

Een gebied maakt je voor de eeuwigheid zonder dat je iets kunt uitproberen – na de tekening ervan op papier – of zonder dat je mag twijfelen. 

 

Daardoor komt het misschien ook wel dat we zo weinig leren. Projecten die met veel ambitie en verhaal zijn neergezet, gebouwd, gemaakt worden daarna zelden even serieus geëvalueerd als dat ze zijn ontworpen. Als dat wel gebeurt dan is intentie van weleer, nooit uitgekomen of is de uitkomst van een ontwerp of gebruik zo dramatisch dat er wel ingegrepen moet worden om nog iets ervan te redden. De Bijlmer, krimpgebieden als Delftzijl, Kerkrade en rechte beken worden weer meanderend gemaakt. Meestal is de ingreep dan meer dan alleen cosmetisch. 

 

Maar er is meer. Iets dat mooi is, mooi wordt gevonden en af is, hoef je blijkbaar ook niet meer kritisch te bekijken. Als je er nog iets mee moet dan hoef je alleen maar verder te gaan op de ingeslagen weg. De smaak van de tijd of nieuwe technieken zorgen nog voor de noodzakelijke vernieuwing, als je geluk hebt, maar verder blijft het zoals het in de basis al bestaat. Door iets te benoemen als mooi wordt je ontslagen van verder schaven en kneden. 

 

Mooi is ook laf, je komt er altijd mee weg. Het is altijd de opname van het moment. Zelfs al zijn alle weidevogels verdwenen – wat meer en meer het geval is – dan nog is de wei mooi vanwege die ene kievit die er rondvliegt. 

 

Moeten we naar een nieuwe manier van ontwerpen, niet meer gericht op mooi of integraal, met oog voor al die landschapsaspecten. Een nieuw Quality-team, nieuwe prijsvragen? Of toch anders. 

De uitdaging voor de toekomst is een landschapszorg die ‘resilient’ is, veerkracht vertoont, leervermogen, oefening, maatschappelijke oefening.  

 

Om met Alkemade *** te spreken, we moeten op zoek naar de kunst van richting te veranderen. 

 

Het actieve landschap 

 

In de latere hoofdstukken van zijn door Pirsig geïnspireerde boek gaat De Haas vooral in op het landschap als taal met tekens en regels – het landschap spreekt je aan, letterlijk. Wat me meer intrigeert is waar hij het landschap in navolging van een aantal filosofen zoals Heidegger, Latour en Levinas een actieve rol geeft. 

Zoals in de opvatting van Heidegger: het ding dingt. Zo zou je ook kunnen zeggen dat het landschap landschapt. Het landschap verenigt de aarde, de hemel (ritmen, biologische processen), de goden (het verleden, mythen) en de toekomst (de mens als bewoner/gebruiker). 

Levinas – vanuit een heel andere achtergrond – maakt het actiever. “Het moment waarop we landschap opvatten als taal, oftewel het moment waarop we het landschap verstaan, veronderstelt een appèl waarin we worden aangesproken om te reageren.” Kwaliteit komt tot stand in interactie tussen mens en landschap, tussen landschap en mens: de Ander, het landschap, doet een appèl aan jou als belever, als gebruiker en met het oog op de toekomst. ”Zo ware de term schuldig landschap te beschouwen als het gevolg van een appèl.  

 

Latour tenslotte maakt van het landschap een actant. In zijn opvatting zijn er mensen die de aarde koloniseren met alle gevolgen van dien en aardbewoners die zorgen voor de aarde. 

Het Parlement of Things geeft ook de tweede groep een stem. Het landschap zou een van de partijen zijn die een stem krijgt. Dat gebeurt via zegspersonen. Daarvoor heeft het een juridische status nodig. 

De Whanganui-rivier in Nieuw Zeeland is de eerste rivier die een dergelijke status heeft gekregen vanuit het besef dat in de opvatting van de Maori, de rivier verzorgen, de mensen niet de rivier bezitten. Die bezit zichzelf. 

 

De Haas sluit zijn boek af met de Rede van Landschappen. 

 

Daarbij geeft hij als preambule mee: ‘Jullie, toehoorders, leven in het landschap.’ ‘De mensen ontdekken dat ze luisterende wezens zijn. Dat vormt hun identiteit. Wie luistert die oefent en leert.’ 

 

Dan vragen de Landschappen: ‘Wie is hier eigenlijk de baas?’ In het nieuwe parlement is rechtvaardigheid allesbepalend: alle soorten gesprekken (cf met alles en iedereen) moeten kunnen  plaatshebben, niemand mag de uitwisseling claimen. Interessant: ‘noch de ontwerper, noch de onderzoeker, noch de beslisser, noch de projectontwikkelaar, noch de kraker, noch de activist, noch de grondeigenaar.’ Vooral die laatste! 

 

Daarna is de vraag van de Landschappen: ‘Wat willen jullie?’ Geen concrete SMART doelen maar ‘ontvankelijkheid’. Niet de bestemming vastleggen en op basis daarvan inrichten. Het gaat om het erkennen van de betekenis, eerbiedigen van samenhang en voorzichtig ingrijpen. Zonering kan een belangrijk instrument zijn. En hou die zonering vast, ook al kan die soms in de weg staan. Zones moeten geen middel zijn om iets te verbieden maar een middel om een een betekenis aan te geven. Eerbiedig de samenhang! 

 

“Je leeft in een landschap. Gedraag je.” 

 

“Dan neemt de Veluwe het woord: Bewoond en bewerkt vanaf de prehistorie, onderworpen aan eeuwenlange roofbouw in de vorm van beweiding door schapen, met gewaardeerde heidevelden en unieke stuifzanden als resultaat. Nu rukken de bossen op en ligt het gebied onder een deken van stikstof. De Veluwe lijkt een bos, maar is niet meer dan een verwijzing naar een woud. Laat mij weer woud worden, vraagt de Veluwe. Een woud waar mensen willen wonen.” (167) 


Tot zover de Rede van het Landschap. 

Ter afsluiting 


Namens het Landschap zou ik (GH) nog iets willen toevoegen. Het Landschap: 

 

“Voor we verder gaan wil ik het eerst hebben over een paar principiële zaken. Want we staan hier nu wel als Landschappen maar ik merk dat we nog een weg te gaan hebben voor we volwaardig mee mogen praten over zaken die ons allemaal aangaan. 

Ik hoor heel vaak het argument: Landschappen zijn het gevolg van, zijn de resultante van wat anderen doen: van de natuur die zich ontwikkelt, van de mens die ruimte en voedsel nodig heeft, van dieren die graven en spitten, van het klimaat dat sporen nalaat. De enige actoren die er eigenlijk toe doen, in de ogen van sommigen, zijn geld en god. 

 

Als Landschap doe je zelf niets. 

 

Ik kan dat ingewikkeld beantwoorden. Dan verwijs ik dus naar Heidegger die dingen zelfs laat ‘dingen’, dat wil zeggen dingen laat doen als ware het een werkwoord. Zo zou je van landschap ook een werkwoord kunnen maken, ‘landschappen’, maar dat is juist iets waarbij het landschap passief is: Bij landschappen (als werkwoord) gaat het om het in vorm & cultuur brengen. 

Toch doet het landschap zelf ook veel. Het biedt troost, het heilt, het laat mensen opnieuw zien, het verbindt lagen, sferen, mensen. Het geeft eenheid. Het landschap is een decor. Het landschap wijst de weg. Het is een taal die je moet leren. Een taal die universeel is. Aan het landschap kun je zien wat er toe doet, wat de stand is van de beschaving – wat je daar ook voor in zou kunnen vullen -, de waarden waarin een gemeenschap gelooft en gang der historie. Kortom als je het landschap niet kent dan mis je veel.

 
Maar zelfs al zou je dus in dit parlement alleen de echte actoren een plek geven, zelfs dan wil ik hier graag zijn. Want ik wil er bij zijn  als die ‘echte’ actoren beslissingen nemen die mij aangaan. Te vaak moeten we excuses aanhoren over beslissingen van eerder, extra pijnlijk als we als Landschap al veel eerder wisten dat het mis ging. Want Landschappen signaleren veel en vroeg. Dat stikstof, PFAS, ozon, fijnstof en bestrijdingsmiddelen problemen zijn dat zien we dagelijks om ons  heen. We nemen dagelijks afscheid van planten en dieren en we krijgen er nauwelijks nieuwe bij. Ja, vanuit zuidelijke streken maar dat is weer een ander probleem, de opwarming van de aarde. Dat weer een nieuw distributiecentrum en zonnepark kostbare grond gaat innemen dat is ons bekend. We kunnen het voor u uittekenen. 

 

Niet dat wij het allemaal weten, maar in godsnaam – ja dat durf ik hier te zeggen – in godsnaam neem ons serieus want een betere representant van de wereld om ons heen is er niet." 

 

 ------------------------------------------
 Noten 

* 

·       Ruimtelijke diversiteit 

·       Economische en maatschappelijke functionaliteit 

·       Culturele diversiteit 

·       Sociale rechtvaardigheid 

·       Duurzaamheid 

·       Aantrekkelijkheid  

·       Menselijk maat 

** 

Wim de Haas. ‘Het landschap verstaan, een zoektocht naar betekenis; in het spoor van Zen and the art of motorcycle maintenance.’ De Haas maakt de geografische en filosofische reis van Robert Pirsig van Minnesota naar San Francisco zoals beschreven in dat legendarische boek en past ondertussen de filosofische discoursen van Pirsig toe op het begrip landschap, zoals Pirsig het had over kwaliteit.  

 
***
 

Floris Alkemade ‘De toekomst van Nederland, de kunst van richting te veranderen.’