Het Landschap aan het woord
Robuustheid
Ik wil het me u hebben over een term die me steeds meer gaat tegenstaan. Ik word geacht robuust te zijn. Het landschap moet robuust zijn, de inrichting moet robuust zijn. Daarmee bedoelen ze, de beleidsmakers en de inrichters, dat ik tegen een stootje moet kunnen. Dat, als ik zo ben, men niet om me heen kan. Een boerenland is efficiënt, een energielandschap is strak en bestaat uit lijnen. Niet meer en minder. Een robuuste uiterwaarde-inrichting dat gaat via het programma Stroomlijn. Robuuste natuur. Ook zoiets
Waarom irriteert het me zo? Afgezien dat ik het een vies woord vind, qua klank. Maar daar is overheen te komen.
Met robuust maken hangt een hele wereld samen. Ik ben daarmee verworden tot het landschap van de ingenieur en de tekentafel. Ik moet ook steeds meer gestandaardiseerd worden. Bij deze opgave – ook dat woord jeukt – hebben we deze diameter duiker nodig met zoveel verhang. Wegprofielen zijn standaard. Dat is veilig. What you get is, what you see.
Wat er ook mee samenhangt is dat het gaat om groot geld dat een grote organisatie in grote brokken kan wegzetten. Bij robuust gaat het om miljoenen, miljarden voor inrichting en werken.
We kunnen het ons ook permitteren. Ik zie als landschap ook wel dat we steeds rijker zijn geworden. We moeten steeds meer mechaniseren maar we kunnen dat ook. Bij de Ruimte voor de Rivierprojecten waren de bulldozers en shovels niet aan te slepen. Het heeft tot affe kunstwerken geleid. Wie is niet onder indruk van de inlaat van de Hoogwatergeul Veessen Wapenveld. De ontwerpers ontvingen er een prijs voor en Rijkswaterstaat hulde voor de manier waarop met ruimtelijke kwaliteit was omgegaan. Er is zo goed nagedacht en uitgedacht. Ook bijvoorbeeld dat, ver voor de aanleg uit, als eerste de elektriciteitsmasten op palen werden gezet. Ik dacht, wat gaat er nu toch gebeuren? Ah, doorstroming, natuurlijk, daar mag je wat geld voor over hebben.
Zonder gekheid, soms is robuuste actie nodig. De grote verbouwing van Nederland vanwege klimaatverandering, woningbouwontwikkeling, duurzame energie, waterbeheer, het moet groots.
Ik hoop dat ik me straks nog herken. En dat mensen het nog herkennen.
Want een landschap heeft ook kwaliteit als het onverwacht is, een rotzooitje. Ongeverfd, de oude boerderij. PLOAPS, Places left over after planning: al die overhoeken, de geren van het land. De oude houtwal, een boom ouder dan 50 jaar, wie kan die zich nog voorstellen. Of de overgang van de Veluwe naar de IJsselvallei: de zwerfzone, een echt overgangsgebied als je het over functies en verkaveling hebt. In overgangsgebieden is de biodiversiteit maximaal weet ik uit ervaring.
Is het romantisch geblabber waar ik me hier mee bezig houd? Misschien wel en daar schaam ik me dan niet voor. Want hoe mooi zijn juist de landschappen die met rust zijn gelaten. Een landgoed als de Poll heeft een landschap opgeleverd dat iedereen waardeert. Een eigenwijze landgoedeigenares met een al even eigenwijze rentmeester hield, zoals dat werd gevoeld en vaak gezegd, alle ontwikkeling tegen. Gelukkig wel. Ik ben ze er dankbaar voor. En als er dan vanwege de veiligheid voor de IJssel ingegrepen moet worden, dan werd de tijd genomen en zocht men naar oplossingen, nieuwe aanleg waarvoor het oude niet perse hoeft te wijken. De Bomendijk die door de Poll loopt: een onzichtbare ingreep in een oud landschap. Ik blijf zo idyllisch en zelfs een beetje robuust.
Er is nog iets anders met die claim op robuustheid.: er komen geen gewone mensen aan te pas want die kunnen geen miljoenen kwijt en de grote werken aanleggen. Die moeten sappelen om geld te krijgen – dan heet het subsidie – om bomen aan te planten, een toneelstuk te organiseren of het oude te behouden. Zo jammer.
En die robuustheid. Een geoloog, Kronenburg, noemt dat wat wij met het landschap doen, een beetje ‘tuinieren’.
Gerard Hendrix