Het Landschap aan het woord
Oeverloos
Oeverloos
Hier wordt het denken stil.
En zelfs het voelen wil
hier graag op adem komen.
Geen lange woordenstromen
waarmee ik mij verdeel.
De IJssel maakt me heel.
Waarom is er iets, waarom niet gewoon niets?
Water, stromend water, was altijd dichtbij. Ik groeide op in de uiterwaarden van de Oude Maas. Het rook er naar kamille, water en slik. De storm sloeg het water tegen ons huis tijdens de watersnood in 1953. De ruiten braken en het water stroomde wat kalmer door en langs het huis de polder in. Huis en dijk zijn bij ons toen gelukkig niet bezweken. Mijn vader nam me later vaak mee langs rivier en uiterwaarden en vertelde me over de natuur.
Als tiener verkende ik de Biesbosch, toen nog met grote verschillen tussen eb en vloed. We vielen eens uren droog in een kleine kreek en kwamen pas in het donker thuis bij onze ongeruste ouders. In de tijd dat beken rechtgetrokken werden, deed ik hydrobiologisch onderzoek in Twente. Normaliseren noemde men dat. Pijnlijke waanzin, zo voelde dat voor mij. Ik schreef er rapporten en een boekje over. Nu worden beken weer normaal gemaakt. Hoe dom kunnen wij mensen zijn als we met de beste bedoelingen ingrijpen.
Toen ik een vaste baan kreeg in Overijssel werd de IJssel mijn rivier. Alleen de dijk scheidde ons huis van rivier en uiterwaarden. Ik werd er verliefd op.
Sinds ruim een jaar woon ik in Zutphen, op een unieke plek tussen IJssel en Berkel. In de straat achter mijn huis stroomt de Berkel naar het zuiden en langs de kade stroomt de IJssel naar het noorden, het Berkelwater met zich meenemend. En welk water nog meer en hoe lang al?
Zonder brede ecologische kennis kan ik me tijdens lange wandelingen toch verwonderen over de complexe samenhang die overal in de natuur ervaren kan worden. Soms moet je daarbij stilstaan eer je verder kunt. Waarom bestaan al die bijzondere, complexe en vaak nog onontdekte relaties toch in de natuur en waarom is er niet gewoon niets? Die vraag hield met als kind al bezig.
Het antwoord op die vraag, dat mijn leraar biologie gaf, ging voorbij aan wat ik wilde onderzoeken. De vraag zou onzinnig zijn, want er was nu eenmaal complexiteit.
Pas veel later kreeg ik het antwoord dat ik zocht. Inderdaad is kritiek op mijn vraag mogelijk, want het is niet of-of, maar en-en. Het niets is er tegelijk met de complexiteit. Ik leerde simpelweg pas later in mijn leven met dat niets kennis maken. Tot die tijd lag mijn focus immers op het ervaren en onderzoeken van de complexiteit.
Mijmerend langs de IJssel, me bewust van ruimte in de vallei, de lange weg van het water, het verre verleden waarin het landschap met deze rivier ontstond, de krachten die er nog steeds werken en een vogel of bloem, kan er soms een kort moment zijn waarin het er allebei is, de leegte waaruit alles kan ontstaan en de volheid van het nu.
Dan ben ik even deel van alles en niets, gelukkiger kan niet. Stil staan langs de IJssel die altijd stroomt.
Wie is er wijzer dan de IJssel? Kun je leren luisteren naar die stem?
Bernard Heijdeman