Het Landschap aan het woord

Nuttig Bestuur

De IJssel is onlosmakelijk onderdeel van het DNA van mensen en maakt het landschap. En het openbaar bestuur heeft altijd geprobeerd ze tot nut van de mensen te maken. 

 

Als een Deventer kind in in de jaren zestig in de Fiat 600 van zijn ouders over de IJsseldijk via Olst en Wijhe naar Zwolle ging, of soms zelf verder richting de Noordoostpolder, dan wist dat kind: dit is de mooiste rivier ter wereld.  Met zijn vogels in de uiterwaarden, zijn roodbont vee, de steeds veranderende vergezichten met boerderijen (ook met trapgevels) richting binnenland. En later toen de volwassene rivieren op bijna alle continenten zag, had hij nog steeds datzelfde gevoel gehouden bij de IJssel. Het rivierlandschap is voor een belangrijk onderdeel van de provincie Overijssel. Alleen al de naam 'over ijssel' is meer dan een geografische aanduiding: het geeft voor veel mensen aan dat ze “aan de goede kant van de IJssel” wonen. De IJssel als grensrivier met zijn geschiedenis van Saksen versus Franken, Nedersaksisch versus Hollands prat'n.  

 

De bruggen van de A1 en de A28 over de rivier geven niet voor niets een lichte buiging als ze de rivier passeren. Wie zegt dat dit een bouwkundig foutje was, heeft het niet begrepen. Het is louter respect voor de machtige stroom, die zo bepalend is voor mens, landschap en de wisselwerking daartussen. 

Bestuurlijk is de IJssel vaak een bron van zorg voor de militaire bescherming geweest: de IJssellinie, die vooral bij Olst nog mooi zijn sporen in het landschap laat zien, maar ook de aanwezigheid van oude burchten, meestal vervallen tot ruïnes, verraden de invloed van dit handelen. Daarnaast is het gezamenlijke organiseren van de watervoorraad een vredelievender activiteit en een van de eerste wijzen waarop bestuurlijk invloed is uitgeoefend op het landschap. De plattelandsbevolking heeft in voorlopers van waterschappen de gemeenschappelijke waterbehoefte goed weten te organiseren. Beken werden zo aangepast dat deze uiteindelijk in Salland culmineerde in een bloeiend agrarisch cultuurlandschap, waarvan je steeds wisselende perspectieven hebt tussen de coulissen vanaf de IJssel tot aan de Pools-Duitse grens. Je ziet tot op de dag van vandaag nauwelijks uitwateringen tussen Deventer en Zwolle. 

 

De stedelijke samenleving liet ook zijn sporen na. De bisschop van Utrecht was deels de wereldlijke heerser (voor de noordkant van de rivier vanaf Deventer) en de geestelijk leidsman voor allen. Kerken als vroegtijdige wolkenkrabbers in Doesburg, Zutphen, Deventer en Zwolle bepaalden het beeld van de omgeving.  Het burgerlijke bestuur won langzaam maar zeker steeds meer terrein op de bisschop (van Utrecht) en de graaf (van Gelre). Rechten werden verstrekt om bruggen te bouwen (als gevolg daarvan heeft bijvoorbeeld Deventer tot 1937 een schipbrug gehad) met de nodige bijbehorende wegen, die op hun beurt weer katalysators waren voor huizenbouw en nederzettingen. 

 

Het landschap veranderde verder. 

Later kwam de eerste industrialisatie in de steden door middel van de windkracht. Windmolens die de wallen van de steden (ont)sierden, zijn altijd omstreden geweest. In de zeventiende eeuw werd zo'n molen op schilderijen altijd kleiner afgebeeld dan ze in werkelijkheid waren*. In later eeuwen werden ze juist opgevat als iconen van cultureel erfgoed. Dat brengt ons wel bij nieuwe wijzigingen in de vergezichten. De grote windturbines van Deventer, Hattemerbroek en bij Zutphen worden misschien wel de nieuwe monumenten in een komende tijd. 


* Een van de uitzonderingen is “de molen bij Wijk bij Duurstede” van Jacob van Ruisdael

Jan Jaap Kolkman