Het Landschap aan het woord
Ik praat je in mijn hoofd
Ik ben niet zoals jij. Jij hebt ogen om dit mee te lezen. Je oren horen de geluiden uit je omgeving. Armen om hetgeen je niet bevalt aan te pakken en benen om te nemen als je besluit op de vlucht te slaan.
Ik kan dat alles niet. Ik besta uit sloten, rivieren, kanalen, weilanden, boerderijen, bomen, bossen, huizen en gebouwen. Eigenlijk ben ik alles. Je ziet me als je een paar stappen achter uit zet. Niet in de details maar in het geheel. Ik ben het landschap waarin jij leeft.
Praat je tegen mij? Ik hoor je, zie je, ik voel je, ik ruik je. Ieder dag en nacht. Volgens mij praat je niet tegen mij. Landschap praat niet. Ik denk dat ik je woorden zelf maak in mijn hoofd. Ik praat je in mijn hoofd.
Ik praat je in mijn hoofd maar kan je echt niet overal even goed verstaan.
Daar waar ik geboren en opgegroeid ben versta ik je het best. Aan de oevers van het Overijssels Kanaal waar ik als kind mijn zelfgebouwde zeilboot uitprobeerde (een jammerlijk falen als gevolg). Ik versta je als het kanaal waarin we in de zomer zwommen en waarop we in de winter naar het verre Deventer schaatsten. Waar we de maanvissen uit ons tropisch aquarium in dumpten omdat ze de guppies verorberden. Ze zouden het er goed hebben beloofden mijn ouders ook al was er toen nog geen sprake van een klimaatcrisis.
Ik versta nog steeds je als ik door je dal richting het oosten fiets. De berg over net als vroeger. Opa en oma die net niet in Twente want nog aan de goede kant van de Regge woonden. Het Nijvere-dal van mijn jeugd. Maar wat waren je flanken zwaar om te beklimmen.
Ik ben je nog altijd dankbaar toen je mij woorden gaf om de kakofonie aan geluiden in mijn hoofd de boventoon voerden te doen zwijgen. Als een oude wijze man gaf je mij troost toen mijn vader het niet meer kon. Mijn vader die van je hield op die plek waar je bestond uit moerasachtig land, natte heide met hier en daar een klein berkje. Een stukje Salland gered van de vergetelheid doordat de ontginningsmachines elders vanwege een watersnoodramp harder nodig waren. Ieder nadeel heb zijn voordeel. Mijn vader was er vaak met je in gesprek en ik vond hem in jou toen ik dat nodig had.
Alsof je met het dialect van mijn jeugd tot me spreekt begrijp ik alles wat je zegt als ik aan deze kant van de IJssel ben. Hier kan ik je horen, voelen, zien, ruiken. Hier kom ik weg en dat begrijp je het best als je hier weg komt. Ik hou van mijn land, ik hou van mijn stad. Hier ben ik thuus.
Thuus is de laatste 10 jaar echter net aan de andere kant van rivier. Het is amper 500 meter. Een brug over, voorbij een molen, een bocht om en daar is thuus. En toch was je een buurman die ik eerst maar moeilijk kon verstaan. Ik voelde mij een vreemde, een toerist in eigen land. Je sprak over klei, over tuinders, je had weinig bomen laat staan bos en de stad lag voor jou opeens aan de andere kant. Aan wat ooit mijn kant was.
Ergens de laatste tijd ben je echter gaan praten in mijn hoofd en versta ik je opeens als geen ander. Ik loop je, fiets je, speel met mijn kleinkind in je. Ik bemin je en bewierook je in mijn hoofd. Ik verbouwde mijn huis in je en was opnieuw verliefd. Ik verhaalde over je in landschapstheater, sleurde mijn kinderen door een interessante pubertijd. Ik stond op je liefdevol beschermende dijk en mijmerde over voorbijgaande en nog komende tijden.
Kortom ik maakte herinneringen.
En zo praat ik jou ook in mijn hoofd. Landschap is herinnering.
Rob te Wierik