Het Landschap aan het woord

Grondwater

 

Sinds decennia wordt mijn water bij vrijwel elke menselijke ingreep in het stroomgebied van de Rijn, waar ik onderdeel van uitmaak, sneller afgevoerd. 

Een gevolg daarvan is dat de grondwaterstanden in mijn stroomgebied over het algemeen gedaald zijn en de verdroging is toegenomen. 

Omdat ik aan de benedenstroomse kant lig, betekent de snellere afvoer voor mij dat ik ook in natte tijden steeds meer water moet afvoeren en dat mijn peilen in extreem natte tijden zijn gestegen.  Om de hoogwaterveiligheid te garanderen is het grootschalige project 'Ruimte voor de Rivier' uitgevoerd. Op een aantal plaatsen zijn in mijn uiterwaarden extra geulen gegraven, om het water tijdens hoog water bij lagere peilen af te voeren. Er is dus extra ruimte aangebracht om de afvoercapaciteit te verhogen en het water sneller naar de zee af te voeren. 


In de IJsselvallei ligt mijn bedding in goed doorlatende zandgronden. Van oudsher stroomt het grondwater dat door de regen is gevoed vanaf de Veluwe en de Holterberg traag en geleidelijk naar mij toe. In de huidige situatie snelt het regenwater door de vele door de mens gegraven sloten en watergangen het gebied uit en wordt het grondwater minder gevoed. In droge tijden zijn de grondwaterstanden vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw hierdoor ca. 30 cm gedaald. 

De extra geulen die in het kader van de 'Ruimte voor de Rivier' zijn gegraven zorgen ervoor dat ik makkelijker grondwater kan afvoeren en veroorzaken daardoor ook lagere grondwaterstanden in mijn IJsselvallei. Bij hoge waterstanden zorgen deze geulen juist voor hogere grondwaterstanden, doordat het water makkelijker kan infiltreren.


Door de toenemende afvoeren erodeert mijn bodem. Sinds ca. 1995 is mijn bodem bij Deventer bijvoorbeeld ca. 20 cm gedaald. Daardoor is mijn peil ook gedaald en veroorzaak ik ook weer lagere grondwaterstanden in de IJsselvallei. 


Het ziet er naar uit dat door de verandering van het klimaat de neerslag in de toekomst toeneemt en in kortere perioden valt, waardoor de afvoerpieken groter worden.  Dit wordt nog versterkt door de snellere afvoer van het smeltwater. De zomers worden juist warmer en droger.  Door de snelle afvoer is er steeds minder water over in droge perioden. 


Wat moet er volgens mij gebeuren om het tij te keren?

In de eerste plaats zou de regen op de plaats waar die valt zoveel mogelijk vastgehouden moeten worden en de kans moeten krijgen in de bodem te infiltreren. Dit bepaalt gedeeltelijk waar en hoe er bijvoorbeeld gebouwd wordt en welke landbouw op deze locatie geschikt is. Het water dat in extreme situaties valt moet zoveel mogelijk bij de haarvaten gebufferd worden en gelijkmatig over het gebied verdeeld worden. De gevolgen van de klimaatverandering zijn dan ook makkelijker op te vangen. Het gaat hierbij om maatwerk dat in overleg met de belanghebbenden uitgewerkt moet worden. Dat is natuurlijk lastig en tijdrovend maar voorkomt wel dat er later gekozen moet worden voor een grootschalig project dat slechts een deel van de problemen oplost en vaak ook weer andere problemen laat ontstaan.

In de tweede plaats moet bij aanpassingen van mijn bedding en uiterwaarden het ontwerp niet alleen gebaseerd worden op hoe in een extreme situatie het water tussen mijn dijken stroomt. Minstens zo belangrijk is welke effecten die aanpassingen hebben voor het grondwater in normale omstandigheden, want daarvan is de natuur en de landbouw afhankelijk. Tijdens hoog water ben ik blij met de ruimte voor de rivier-projecten omdat ik er dan voor kan zorgen dat de bewoners droge voeten houden. Echter in droge en reguliere perioden onttrek ik, door RVR-projecten juist extra grondwater, meer dan gewenst is.

 

Het is wel duidelijk dat ik kies voor de lijn waarbij de oplossing van het probleem van een te snelle afvoer gezocht wordt op de plaats waar het is ontstaan, namelijk bij de haarvaten. Grootschalige projecten moeten zoveel mogelijk vermeden worden en wanneer het niet anders kan, kijk dan ook zeker naar de gevolgen voor het grondwater!!

Chris Griffioen